Interview met: Dirigent Anton Kropivsek
Dirigent, arrangeur, componist
Al bijna 40 jaar is hij als dirigent in de koorzang bijzonder actief. Tijdens en na zijn conservatoriumopleiding te Maastricht heeft Anton zich ontwikkeld als een veelzijdig musicus: docent, componist, arrangeur en uiteraard dirigent. Hij dirigeerde en dirigeert nog steeds diverse koren.
In 2003 behaalde Anton met zijn mannenkoren Oranje uit Schinveld en het Venray’s Mannenkoor respectievelijk de 1e en 2e plaats in de hoogste categorie tijdens het Nederlands Mannenkoorconcours te Zutphen. Met het Venray’s Mannenkoor werd hij in de hoogste categorie tijdens het Nederlands Mannenkoorconcours te Zwolle in april 2014 wederom landskampioen.
Hij leidde meerdere malen koorwerken met orkestbegeleiding, zoals de uitvoering van Messe de Solenelle van Gounod. Het gemengd koor ‘Crescendo’ uit Doenrade en het orkest ‘Symphonic Impulse’ openden in de Pancratiuskerk te Heerlen de dag van de blaasmuziek 2003. In december 2004 leidde hij de première van het kerstoratorium van de Maastrichtse componist Jean Lambrechts, uitgevoerd door het Limburgs Symfonie Orkest en het Venray’s Mannenkoor.
In juli 2005 tijdens het WMC te Kerkrade werd de samenwerking tussen fanfare ‘Eensgezindheid’ uit Maasbracht, John Bröcheler en Anton’s vocaal ensemble The Anthony Singers bekroond met de wereldtitel in de concertafdeling.
Aan de muziekscholen in Heerlen en Maastricht gaf hij luistercursussen en in Heerlen doceerde hij ook het vak koorscholing. Voor zijn cursisten ontwikkelde hij een methodiek ‘Koorscholing voor de koorzang’. Vóór de concerten van het Limburgs Symfonie Orkest (LSO) verzorgde hij inleidingen. Als muziekdocent was hij o.m. verbonden aan het Graaf Huyn College te Geleen.
Momenteel is Anton Kropivsek dirigent van gemengd koor ‘Crescendo’ te Doenrade, zangvereniging ‘Oranje’ te Schinveld, het Venray’s Mannenkoor, Koninklijk Tilburgs Mannenkoor St. Caecilia en het kerkkoor St.Josef te Bocholtz. Ook is hij artistiek leider en dirigent van het gemengd vocaal ensemble Canto Rinato, een 20-tal zangers, die zich toeleggen op de uitvoering van exclusieve religieuze en profane koormuziek van met name hedendaagse componisten en arrangeurs.
Op 14 September 2014 werd hem de Limburgse Koorprijs van de VNK Limburg
1. Wat was uw motivatie om met koordirectie te beginnen?
Ik werd van het ene op het andere moment plotseling koordirigent, toen mijn privéleraar zijn koormap en daarbij tegelijkertijd zijn koor aan mij overdroeg. Dat was goed voor mijn ontwikkeling als schoolmusicus zo was zijn redenatie
2. Wat en/of wie inspireert u?
Omdat ik nooit een vakopleiding koordirectie gevolgd heb, keek – en kijk – ik naar de slagtechniek van topdirigenten: Leonard Bernstein, Bernard Haitink, George Solti, Claudio Abbado, Sergiu Celibidache om maar enkele dirigenten te noemen. Ik had het voorrecht onder dirigent Piet Stalmeier in het harmonie orkest van het Maastrichtse conservatorium te mogen spelen. Dhr. Stalmeier was een enorme inspiratiebron!
3. Over welke eigenschappen moet een dirigent beschikken?
Een welhaast perfect muzikaal gehoor is eerste vereiste! Behalve dat hij slagtechnisch een partituur moet aankunnen, moet hij in zijn dirigeerbewegingen een duidelijke muzikale visie kunnen overbrengen. Over een zuiver en prettig klinkende zangstem beschikken. Met veel enthousiasme leiding geven en zijn zangers weten te motiveren.
4. Wat is voor u het meest lastige aan uw vak?
Mensen afwijzen, die zich heel enthousiast als koorzanger komen melden, maar niet over voldoende muzikale capaciteiten beschikken
5. Welke ontwikkelingen binnen uw vak spreken u aan?
De ambitus voor alle stemmen in de partituren voor mannenkoor is vergroot; daardoor ontstaat een totaal andere klankkleur binnen de mannenkoorzang. Het kleurenpalet in recente koorcomposities is ver verwijderd van de
traditionele drieklank, een uitdagende ontwikkeling voor zangers èn publiek.
6. Welke eisen stelt u aan uzelf?
Het kan nooit goed genoeg zijn, altijd gaan voor perfectie; uiteraard naar de mogelijkheden die jouw koor heeft.
7. De muziek dicteert de wijze van uitvoering, toch is geen enkele uitvoering hetzelfde. Wat voegt uw persoonlijke visie, cq overtuiging, toe aan het uit te voeren muziekstuk?
Tekstbeleving en de muziek achter de noten vormen de extra dimensies.
8. Hoe ziet het dagelijks leven van een dirigent – in dit geval u – er doorsnee uit?
Naast mijn wekelijkse 6 repetities ben ik ook overdag altijd bezig: op zoek naar interessante nieuwe literatuur, het schrijven van een compositie of arrangement, het opstellen van een concertprogramma cq repetitieschema, het bijwonen van een vergadering, scholing, cursus etc.
9. Wat vraagt dit beroep van uw gezin?
Met de agenda van mijn verenigingen wordt altijd rekening gehouden bij de planning van gezinsactiviteiten. Mijn gezin is daarmee opgegroeid, mijn vrouw en kinderen zijn ook actief in het verenigingsleven.
10. Welke aspecten wegen mee bij de afweging al dan niet een bepaald muziekstuk te gaan instuderen en te dirigeren?
De moeilijkheidsgraad van de compositie, de stijl waarin het werk geschreven is, de tijd cq stijlperiode waaruit het afkomstig is; past het werk bij een gekozen thema.
11. Een koor(lid) is zeer divers qua kunnen, kennen, ambitie en opvatting. Welke inspanning moet u als dirigent leveren om iedereen gemotiveerd op één lijn te krijgen?
Over het algemeen schaart men zich achter de visie en muzikale keuzes van de dirigent, als deze maar duidelijk zijn. Een goed functionerende muziekcommissie kan hier ook een motiverende rol spelen. Deze commissie vormt een afspiegeling van het koor en geeft de dirigent ruggensteun, mocht hij die nodig hebben.
12. Wat weegt voor u het zwaarst bij een uitvoering?
Mooi aansluitende repertoirekeuze, zuiver gezongen programma, muzikaal verantwoorde uitvoering.
13. Hoe bereidt u zich voor op een uitvoering?
Het concertrepertoire plaats ik in een repetitieschema, dat ik nauwgezet volg; aan het einde van de voorbereiding gaat het koor het podium op met het positieve gevoel en zelfverzekerde houding er een mooie uitvoering van te maken.
14. Hoe ervaart u de verantwoordelijkheid van een uitvoering?
Door een nauwkeurige voorbereiding ervaar ik absoluut geen druk. Van beide kanten – koor en dirigent – bestaat er chemie en vertrouwen op een goede afloop.
15. Directie is toch een eenzaam vak; hoe reflecteert u uw eigen werk?
Ik heb vaak aan concoursen meegedaan en de juryrapporten gaven mij feedback; tijdens concerten vergelijk ik de prestaties van collega’s met die van mijn eigen koren; ik ben nooit opgehouden van topdirigenten en klasse ensembles te leren en ga nog steeds regelmatig naar korenfestivals en concoursen. In de keuken kijken van collega’s kan heel boeiend en leerzaam zijn.
16. Er zijn weinig beroepen waar men zoveel applaus krijgt na een prestatie; wat doet dat met u?
Natuurlijk is applaus een bevestiging van je prestatie, maar zelf weet je, dat het altijd beter kan en dus streef je een volgende keer naar een nog beter resultaat.
17. Wat zou u uw koorleden w illen meegeven?
Interesse tonen naar andere koren om daar zelf beter van te worden; zo ook deelname aan workshops en scholing.
18. Wat zou u willen adviseren aan jonge mensen die willen starten met de opleiding koordirectie?
Zo vroeg mogelijk de praktijk in gaan en je zo breed mogelijk laten opleiden.
~ Door Marjo Noordzij,
November, 2015